De komst van Christus en de opname van de Gemeente. Zo was de titel van een boek dat ik zo’n kwart-eeuw geleden schreef. Zou ik het nog letterlijk weer zo schrijven? Vast niet.
Toch: het meeste wel. Terwijl ik bijzonder geboeid wordt door de theologie van iemand als N.T. Wright, en zijn kritiek op een extreme Amerikaanse ‘rapture’-visie onderschrijf, denk ik dat het onvermijdelijk bijbels is om het als één aspect van de Wederkomst te zien, dat Jezus de zijnen bij Zich neemt. (De discussie met Wright komt op een ander moment wel eens.)
Wat zou ik dan nu anders zeggen, als ik het over dit onderwerp heb?
Vanmorgen preekte ik over ‘de nieuwe schepping’, en bij de voorbereiding daarvan realiseerde ik me drie punten waarin ik geleerd heb ‘de opname van de gemeente’ bij mezelf en bij anderen te corrigeren.
1. Christus’ wederkomst is geen ontsnapping naar de hemel, maar een openbaring op aarde. Precies zoals het laatste boek van de Bijbel heet: openbaring van Jezus Christus. Het gaat ten eerste niet over óns maar over Hem. En het essentiële punt is niet een escape uit de boze wereld, zodat wij als christenen heerlijk in de hemel kunnen uitpuffen en genieten (‘want het was me het wereldje wel’), terugkijkend naar de boze wereld. Het gaat erom dat Jezus zichtbaar gaat worden, en dat God ons, de Kerk, gebruikt als zijn instrument bij die luisterrijke verschijning.
2. De wederkomst van Christus brengt ons aan een feestmaal, maar dat is niet alles: de toekomst van onze Heer wordt ook gezien in het beeld van een stad. Wij denken te vaak aan de Wederkomst als het startpunt van een feestje. (Waar denk je dan aan? aan een hight tea, of een diner dansant, of een royaal buffet?). Dat heeft wel iets uitbundigs, maar het is te beperkt. Het is ‘leuk’ en ‘lekker’, maar het houdt een keer op. Uit Openbaring 5 halen we dan ook nog de voorstelling dat we (eindloos?) zullen zingen: erg mooi, maar zelfs voor mensen zoals ik die graag zingen, wordt dat toch een beetje veel.
Een stad, het Nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel neerdaalt van God, dat is een samenleving, een plek waar mensen elkaar voortdurend ontmoeten, leven, werken, iets opbouwen met de gaven die ze hebben gekregen. Ik beweer niet te weten hóe onze God dit allemaal precies zal gaan regelen, maar ik denk wel dat dit het beeld is. Wij bevolken die stad, als koningen (die Gods glorie aan de wereld vertonen), en als priesters (die de glorie van de schepping, zoals die bedoeld is, aan God vertonen).
3. Een reünie, maar veel meer dan dat: een eindeloze toekomst, die zich voortdurend blijft vermenigvuldigen en ons zal blijven verbazen en verrassen.
Je indenken in wat voor toekomst Jezus ons zal invoeren… lastig is dat! Voorzover wij ons er een beeld van vormen, vragen we ons vaak af of we onze geliefden in de hemel zullen herkennen. Als je denkt dat dat wél zo is (wat ik vermoed), dan zie je al gauw de hemel voor je als een enorme reünie. Je herkent elkaar, vliegt elkaar om de hals, neemt (eindeloos?) de tijd om 'weer eens effe' bij te praten, alles in de aanwezigheid van de Heer. Maar op een gegeven moment, zo gaat dat op een reünie, zeg je: doei! - en is het afgelopen.
Ik ben geen expert op het gebied van de nieuwe schepping. Maar neem van mij aan dat er never nooit een moment komt dat je 'doei' zegt. En je bent trouwens niet alleen maar met elkaar bezig, zelfs niet alleen met de Heer, maar met die prachtige nieuwe hemel en aarde, die God ons gaat toevertrouwen om ze te bewerken en te bewaren.
Dat waren een paar correcties, en ze zijn heus nog niet compleet. Als ik het goed zie, wordt het beeld van de toekomst er wat helderder van.
Weet je wat - ik ga vast een beetje oefenen, met geloof, hoop, liefde. Die blijven alle drie bestaan, maar de meeste daarvan is de liefde.