Die zonsverduistering. De meesten van ons hebben ‘m vrijdag niet gezien, het fenomeeen speelde zich achter de wolken af die de Lage Landen bedekten. Maar de media besteedden er veel aandacht aan.
Een zon, diep in de nacht: aan die dichtregels van Willem Barnard (Liedboek 446) moest ik dezer dagen denken. We waren met een kleine veertig mensen op de retraite van het Nederlands Christelijk Forum, in de Veluwse bossen. Thema: eenheid van de Kerk. Hoe ziet een zon er uit, diep in de nacht? Die ziet er niet uit, die zie je niet. Maar toch verlang je ernaar: ‘Zolang Gij nog onzichtbaar zijt, een zon diep in de nacht, roep ik Uw nadering reeds uit, omdat ik U verwacht’.
Christianity Today publiceerde deze week een artikel: ‘Het christendom groeit, en is belachelijk verdeeld’, met cijfers uit het Internatioal Bulletin for Christian Research. Groei, meer dan we misschien dachten, voor al in de ‘majority world’. Maar ook een verdeeldheid: meer dan 45.000 christelijke denominaties wereldwijd.
En ik dacht ook maar weer gewoon aan m’n eigen woonplaats, waar een veel kleiner aantal denominaties is, maar die intern vaak weer ‘belachelijk verdeeld’ zijn. Aan ‘mijn’ gemeente (ik moest even slikken), en aan die andere gemeenten in het land; sommige ken ik een beetje van binnen. Eenheid. Een zon diep in de nacht.
Eerlijk gezegd: het was helemaal niet zóver weg, op deze retraite. Dichtbij kwam het. Ik zat naast de Syrische priester Samuel Dogan, en hoorde zijn aangrijpend pleidooi voor zijn volk. Jawel, we hadden weer als vanouds onze geloofsgesprekken in kleine groepen, en keken elkaar diep in het hart. Gina Diwamabulu uit Congo kwam met Beppie Wessels in onze kring, en vertelde dat ze er heel erg naar verlangde om te kunnen dansen - en dat déden we toen met elkaar. Peter en Carin van Essen leerden ons het lied van het verlangen naar eenheid, en een nieuw lied, over Jezus’ offer, het grootste offer ooit. We volgden samen de slotliturgie die geleid werd door de oud-katholieke bisschop Joris Vercammen.
Jezus, onze Heer was er, merkbaar.
Met Hem begint Willem Barnard zijn lied: ‘O Jezus, hoe vertrouwd en goed klinkt mij uw naam in ‘t oor’. Het is allereerst een lied van persoonlijke aanbidding, dat we toch sámen zingen. De meeste coupletten zijn in de ik-vorm. Maar het tweede vers gaat over ons gezamenlijk: over onze wonden die geheeld moeten worden, onze honger die met manna moet worden gespijsd, onze dood en zonde waarin Hij deelt, onze vrees die Hij verdrijft. We kijken elkaar aan, we hebben wat met elkaar. We hernemen onze persoonlijke aanbidding: al wat ik doe, al wat ik wil, het is te zwak, te koud, maar sterk en vurig wordt de ziel, wanneer zij U aanschouwt. Dan komt dat derde couplet , over die zon, diep in de nacht. Waarna wij onze persoonlijke aanbidding weer hernemen: O Jezus, hoe vertrouwd en goed!
Ik rijd weer terug, door de bossen en de koude mist, naar de schurende realiteit van de kerken in de plaats waar ik woon. Geen flauw idee hoe het allemaal moet. Wat later komt de zon tóch nog door, heel even. Blijven hopen. Aan het werk: er is veel te bouwen. En tussen de bedrijven door het lied van Willem Barnard nog maar eens zingen.
Gezang 446
O Jezus, hoe vertrouwd en goed klinkt mij Uw naam in ‘t oor,
uw naam die mij geloven doet: Gij gaat mij reddend voor.
Uw naam die onze wonden heelt, en ons met manna spijst,
die onze dood en zonde deelt, en onze vrees verdrijft.
Mijn herder en mijn held, mijn vriend, mijn koning en profeet,
mijn priester die mijn schuld ontbindt, mijn weg waarop ik treed,
al wat ik doe, al wat ik wil: het is te zwak, te koud,
maar sterk en vurig wordt de ziel wanneer zij U aanschouwt.
Zolang Gij nog verborgen blijft, een zon diep in de nacht,
roep ik Uw nadering reeds uit, omdat ik U verwacht.
O Jezus, hoe vertrouwd en goed klinkt mij Uw naam in ‘t oor,
als ik van alles scheiden moet gaat nog die naam mij voor.
O Naam, eeuwige ademtocht: een sterveling ben ik,
als eens mijn laatste adem stokt, dan draagt mij Uw muziek.