Vol was de zaal in Cinemec. De auteur, inwoner van Ede, was zelf óók bij de Edese filmpremiere van ‘Knielen op een bed violen’. Was het maar verbeelding, of was de stijl van het publiek nét een beetje meer reformatorisch?
Zevenhonderdvijftigduizend boeken verkocht! Als uitgever ben ik daar altijd vér onder gebleven, hoogstens eenmaal tot eenvijfde daarvan. Hoe komt het dat dit zoveel mensen pakt? De literaire kwaliteit, goed, maar dat kan de enige factor niet zijn. De herkenbaarheid, maar dat hebben gewone streekromans óók. Na het zien van de film denk ik: er zit iets diepers in, wat de wortels van je bestaan raakt. Laat me proberen dat te verwoorden.
Een echte filmrecensie is dit in allerlei opzichten niet. Het zou best interessant zijn een vergelijking te maken met de accenten in het boek, of uit te wijden over gezelschappen, oefenaren, thuislezers, heel die wereld die voor de meesten van ons bijna verborgen blijft.
Maar laat me veeleer proberen de kernvraag áchter dit boek en deze film te vinden: hoe kan het dat de liefde van God weggeduwd wordt, en toch weer door kiertjes heen dringt?
De beeldende en verbeeldende kracht van de film zal me lang bij blijven. De openbaring van de HEERE zoals Hans Sievez die ervoer, de epiphanie: ‘HIJ sprak tot mij!” roept hij uit. De storm en het onweer, die niet alleen maar door huis en have van Hans raast, maar ook door zijn hart. Tegen het einde: de voorkamerdeuren die zich sluiten nadat de kring van de oefenaren zich al heeft gesloten rondom de stervende. En dan de dode Hans, opgebaard in zijn groene tuin, van bovenaf gezien, met een bijbel op zijn borst.
Niet ‘een’ bijbel, maar ‘de’ bijbel, het exemplaar van de vader van Hans, die hij sinds diens overlijden heeft bewaard, weggestopt onderin een dekenkist. Een beduimeld, oud, veel gebruikt exemplaar. Was dát het eigenlijke geheim, waar Jozef Mieras in het begin op stuitte? We zoeken er al gauw teveel achter. Maar: als Hans opgebaard ligt temidden van zijn groene kwekerij, wordt die bijbel hem letterlijk op het hart gedrukt.
Terug naar die vraag: hoe kun je Gods liefde aan de randen van je leven weguwen? Het is in het boek en in de film te zien: je laat iemand (in dit geval Mieras) in je leven naar binnen, en uiteindelijk word je van buitenaf omsloten door donkere gestalten. Wat er gebeurt is toch eigenlijk in twee woorden samen te vatten: macht en manipulatie. Daar ben je zelf bij, letterlijk, maar je hebt in zo’n situatie tenslotte niks meer in te brengen dan lege briefjes.
Het wegduwen van Gods liefde (en dan ook licht, blijdschap, vrede, en alles wat de Geest nog meer werkt) lukt zo makkelijk, omdat de Almachtige zelf niet manipuleert, never, nooit. En het lukt daarom ook weer niet, echt niet: door de kieren en gaten heen blijft de goddelijke liefde heel subtiel maar onstopbaar stromen. Margje die 1 Korinthe 13 aan haar man voorleest, het hoofdstuk van de liefde. De scheerbeurt die de zoon aan zijn vader geeft op diens sterfbed. De zachte zoen van Margje voor haar overleden man, en de koude kus van Jozef. Na de dood van Hans is er nog maar een héél klein kiertje, maar daar gaat Margje toch doorheen. ‘Ik ga de begrafenis regelen, en op de kaart komt te staan: ‘Ontslapen in den HEERE’.’
Zo heette de kwekerij van Jan Siebelinks ouders: ‘Sempervirens’, Latijn voor ‘altijd groen’. Gods liefde laat zich makkeljk wegdrukken, deze vreemde macht die geen macht is. Maar ze wordt (‘onwederstandelijk’) vruchtbaar en zichtbaar doordat mensen er de dragers van worden.
Ik moet die film toch nóg maar eens zien. Wie gaat er mee?