Mijn vrouw ging er vrijdag vandoor. Nou ja, dat klinkt nogal alarmerend, we waren het hartelijk eens over het plan. Onze kleindochter heeft de leeftijd van de middelbare school bereikt, en daar hebben we een aardige regeling voor: een reisje met oma. Ze mocht zelf kiezen, het werd Parijs. Haar moeder, onze dochter, wilde ook mee. En opa mag wat anders verzinnen.
Een paar dagen Opwekking? Nee, nu maar ff niet. Rust. Als voorbereiding probeerde ik een beetje extra eerbiedig te rijden naar de Sint Adelbertsabdij te Egmond, een Benedictijner klooster. Op maandagmorgen heb ik tóch nog maar een klein dagje Opwekking meegepakt.
Het een is het ander niet. Echt niet, en toch is het allebei mooi.
Een klooster is een plek gericht op het faciliteren van spiritualiteit. Dat wil zeggen: je komt daar, en je onderwerpt je aan alles wat daar gebeurt, en dan gaat er spiritualiteit in je binnenste groeien. Het ritme van de genademiddelen, die daar onvertogen aanwezig zijn, helpt je om genade te ontvangen. Het ís niet de genade, maar je wordt erdoor in staat gesteld die te ontvángen. En let wel, je hoeft niet. Je kunt er ook zijn en je tegelijk helemaal afsluiten voor alles wat van buiten af bij je wil doordringen naar binnen.
De omgeving blijft ongewijzigd. ‘Zo was het in de beginne, zo zij het thans en voor immer, tot in de eeuwen der eeuwen, amen’. Saecula saeculorum. Je wordt er stil van. Een beetje jeuk kreeg ik ook wel, maar dat was uit te houden. Geen oproep in Egmond. Niet delen van wat God in je leven aan het doen is. Geen uitwisseling, zelfs aan tafel geen gesprekken - wat iedereen weet die, net als ik, wel vaker bij de Benedictijnen langs komt.
Opwekking is een plek waar niks gefaciliteerd (of: makkelijk gemaakt) wordt. Je moet. Makkelijker kunnen we het niet maken, leuker wel. Je kunt niet alleen maar je hart in de stilte-modus zetten. Gods Geest komt regelrecht naar je toe. De Heer staat zonder pardon vóór je - nee, pardon, vergeving is juist wat Hij indringend aanbiedt. En daar in Biddinghuizen zit je maar niet in stilte wat te bidden (stilte is er een schaars artikel, waarvoor je echt in de gebedstent moet zijn!), maar je wordt meegenomen in de stroom. Een bewogen God ontmoet je daar, een God die Zich niet stl kan houden. Een Vader barstensvol energie, die z’n zonen en dochters in de verte ziet aankomen en het op een rennen zet in hun richting.
Of je daarvan schrikt? Nou ja. Beetje wel. Van het harde zingen - hoewel iedereen die me kent weet dat ik in dat opzicht nergens voor terugdeins. Van de soms opdringerige mensen. De overrompelende hartelijkheid. Maar nee, toch niet: laat het maar gebeuren, vanaf de hoge duikplank er midden in, en hoestend en proestend weer boven water komen.
En dan na die beide ervaringen, nog wat duizelig, huiswaarts. Maar dit was Bethel, woonplaats van God. Tweemaal zelfs. Ik heb (iets van) God gezien, en mijn leven is behouden gebleven. En temeer weet ik dat ik met dat leven iets moet gaan doen. Een storm. Een vuur. Een aardbeving. Maar ook (ik citeer Otto de Bruijne bij Opwekking) ‘het suizen van een zachte koelte’. Dat was zelfs voor de grote profeet Elia teveel van het goede: hij omwond zijn gelaat met een mantel en ging naar buiten, voor het aangezicht des Heren, om daar marsorders te krijgen voor het verdere van de weg. The road goes ever on.